-
Inhoudsindicatie
Kennelijke misslag Hof bij berekening w.v.v. waardoor bedrag te hoog is vastgesteld. HR verbetert de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende betalingsverplichting. HR merkt nog op dat een kennelijke misslag als i.c. zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf leent, nu het immers om een onmiddellijk kenbare fout gaat die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de HR heeft beslist in zijn arresten ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/48 en ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig – en op kortere termijn – duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.
Uitspraak
15 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/00665 P
EC/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014, nummer 23/004456-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en van de opgelegde betalingsverplichting en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.2. Het middel is terecht voorgesteld. Het Hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als gevolg van een kennelijke misslag het totaal van de onder de post “Andere uitgaven” weergegeven bedragen vastgesteld op een bedrag van fl. 1.658.021,78 in plaats van fl. 1.495.051,69, zodat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat te hoog is vastgesteld. Na correctie van deze misslag leidt de totaaltelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van fl. 1.824.766,21 (omgerekend € 828.042,69). Blijkens de bestreden uitspraak dient op dit bedrag € 15.000,- in mindering te worden gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt tot een totaaltelling van afgerond € 813.000,-.
De Hoge Raad zal de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre verbeteren.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting;
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 828.042,69;
legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 813.000,-;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2015.