Inhoudsindicatie

Profijtontneming en witwassen. W.v.v. vastgesteld o.b.v. geldbedragen die in bewezenverklaarde periode zijn overgeboekt na veroordeling t.z.v. medeplegen van gewoontewitwassen. Toereikend gemotiveerd vastgesteld dat betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft verkregen uit de door hem en zijn broers verrichte “money-transfers”? Hof heeft geoordeeld dat dit witwassen tot het door betrokkene wederrechtelijk verkrijgen van vermogen heeft geleid. ’s Hofs oordeel berust kennelijk op de opvatting dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen nu zij voorwerp van het bewezenverklaarde medeplegen van gewoontewitwassen waren, reeds daardoor w.v.v. vormen. Die opvatting is niet juist (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde medeplegen van gewoontewitwassen.

Uitspraak

26 september 2017

Strafkamer

nr. S 16/05545 P

AJ/JHO

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 september 2016, nummer 22/003035-15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:

[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het oordeel van het Hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen “uit” het in de strafzaak bewezenverklaarde ‘medeplegen van gewoontewitwassen’ ontoereikend is gemotiveerd.

2.2.1. De bestreden uitspraak houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in:

“Het eerder genoemde door de rechtbank Rotterdam (…) gewezen vonnis is inmiddels onherroepelijk. Ook in hoger beroep wordt er derhalve van uitgegaan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen zoals door de rechtbank bewezenverklaard.

Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de veroordeelde uit het onder 1 bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.

Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat het hof – evenals de advocaat-generaal – uit van de onder feit 1, onderdeel A en B, bewezenverklaarde transacties. De transacties die door de veroordeelde zelf zijn verzonden en ontvangen (genoemd onder A in de bewezenverklaring) rekent het hof geheel aan de veroordeelde toe, met dien verstande, dat in geval van spiegeltransacties (de transacties waar hetzij de opdrachtgever, hetzij de begunstigde een voor die transactie medeveroordeelde broer betreft) de helft van het bedrag aan de veroordeelde wordt toegerekend.

Ter zake van de transacties waarbij de veroordeelde anderen geldbedragen heeft laten verzenden en ontvangen (genoemd onder B in de bewezenverklaring) overweegt het hof, dat nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk zelf heeft beschikt over bedoelde geldbedragen, het hof het naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk acht dat de veroordeelde per transactie een bedrag van € 75,- heeft ontvangen.

Gelet op bovenstaande is het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 49.761,40 + € 450,- = € 50.211,40. Het hof stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een – afgerond – bedrag van € 50.000,-.”

2.2.2. In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is onder 1 bewezenverklaard dat de betrokkene zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan (A) het voorhanden hebben van geld door dit geld via money-transfers te verzenden of te ontvangen en (B) van geld de herkomst heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op dat geld was door dat geld via money-transfers te laten verzenden en/of te laten ontvangen, van welk geld de betrokkene en zijn medeveroordeelden wisten dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Dat feit is gekwalificeerd als ‘medeplegen van gewoontewitwassen’.

2.3. In de hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen tot het door de betrokkene wederrechtelijk verkrijgen van vermogen heeft geleid en dat voordeel geschat op € 50.211,40 en vervolgens afgerond op € 50.000,-. Het oordeel van het Hof berust kennelijk op de opvatting dat de in de bewezenverklaring onder (A) genoemde geldbedragen tot een bedrag van € 49.761,40, nu zij voorwerp van het bewezenverklaarde feit ‘medeplegen van gewoontewitwassen’ waren, reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormen. Die opvatting is niet juist (vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat de betrokkene daadwerkelijk tot het bedrag van € 49.761,40 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde medeplegen van gewoontewitwassen.

2.4. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2017.